
In deze rubriek leggen we alle wethouders Jeugd van de provincie Groningen 'langs de (transformatie)meetlat'. Deze keer Ans Grimbergen, wethouder in Veendam.
Langs de Meetlat – Ans Grimbergen, Veendam
Portefeuille: Jeugdzorg en CJG, WMO, welzijnsbeleid, beschermd wonen, volksgezondheidsbeleid, regie in het sociaal domein en daarin verbonden partijen, armoedebestrijding, burgerparticipatie en wijkgericht werken, volkshuisvesting en woonbeleid.
1. Staat het belang van de jeugdige voorop?
‘Ja, dat staat voorop. We gaan uit van de zorgvraag van het kind of het gezin. Daarbij proberen we zo integraal mogelijk te kijken. Dat betekent dat we ook kijken naar de vraag achter de vraag. Wat is er nog meer aan de hand? Hoe gaat het met iedereen? Wat is er misschien nog meer nodig? Zo zoeken we de verbinding.
‘In het belang van de jeugdige en het gezin hebben wij sinds 1 januari 65 procent van de casusregisseurs in vaste dienst genomen. Er is één vaste professional die alles regelt en coördineert voor het gezin, één aanspreekpunt. Hij of zij kijkt wat er nodig is en zorgt dat de benodigde hulp in gang gezet wordt. De casusregisseur blijft in beeld gedurende het hele traject.’
2. Zijn jeugdigen en ouders actief betrokken?
‘Ja dat denk ik wel. We zijn altijd in gesprek. Proberen heel zorgvuldig te onderzoeken wat er nodig is en integraal te kijken naar oplossingen. Een van onze casusregisseurs begeleidde een gezin met lvb-problematiek dat overbelast was door gedragsproblemen van het kind. De ouders waren tijdelijk niet in staat om voor hun kind te zorgen en professionals stuurden aan op pleegzorg. Ouders wilden dit eigenlijk niet en het kind wilde ook het huis niet uit. Oma bood aan het kind om de week in huis te nemen zodat de ouders steeds een week ontlast werden. Het kind wilde dit ook heel graag. Hij kon dan ook naar zijn eigen school blijven gaan. Dit loopt nu een tijdje en het gaat hartstikke goed. Ik vind dit een mooi voorbeeld van betrokkenheid van het gezin en zijn omgeving en hoe we daarmee uithuisplaatsing en duurdere zorg kunnen voorkomen.
‘Ook zijn we, in samenspraak met de ouders, een pilot gestart met groepsindicatie in het speciaal onderwijs. Daardoor zijn er minder aanbieders in de klas en wordt het kind in zijn eigen leefomgeving en in de groep gezien en geholpen.’
3. Draagt het bij aan minder regeldruk voor professionals?
‘De professionals weten wat er moet gebeuren en dit vertrouwen moeten we ze ook geven. We werken toe naar budgetfinanciering. Dat betekent onder meer dat de professionals een budget per traject tot hun beschikking krijgen en kunnen doen wat nodig is. De juiste zorg op de juiste plek en zelf kunnen bepalen wanneer ze op- en afschalen. Dit leidt tot minder regeldruk.’
4. Draagt het bij aan de versterking van eigen kracht en verantwoordelijkheid van jeugdige en/of ouders?
‘Het is de kunst om niet alles te willen overnemen van het gezin. Het gaat erom dat we de zelfredzaamheid van mensen stimuleren. We proberen mensen op een laagdrempelige manier instrumenten te bieden waarmee ze zelf weer verder kunnen. Om die reden hebben we de Algemene voorziening begeleiding in het leven geroepen. Die wordt bemenst door zorgaanbieders en biedt laagdrempelige begeleiding bij problematiek in het dagelijks leven. Inwoners van Veendam en Pekela kunnen er zonder indicatie terecht met vragen, ook over opvoeden en opgroeien.’
5. Draagt het bij aan normaliseren en ontzorgen?
‘Ik geloof heel erg in het voorliggend veld waarmee ik bedoel dat we veel kunnen doen om een echte zorgvraag voor te zijn. De Ondersteuner jeugd en gezin (OJG’er) willen we inzetten bij alle huisartsen zodat deze niet in een 10-minutenconsult hoeven te beslissen of en zo ja welke hulp er nodig is. De OJG’er gaat in gesprek met de ouders, kijkt wat er nodig is en verwijst eventueel door. Maar vaak zullen een of meer gesprekken met de OJG’er al voldoende zijn. Dit willen we uitbreiden naar de scholen zodat de OJG’er ook leerkrachten kan ondersteunen en vragen van ouders kan beantwoorden.
‘We gaan ook aan de slag met het landelijke initiatief Buurtgezinnen. Daarmee zorgen we ervoor dat gezinnen tijdelijk ondersteund worden door andere gezinnen. We helpen de vraaggezinnen en de steungezinnen elkaar te vinden. Een middagje spelen of een nachtje logeren bij een steungezin kan het vraaggezin enorm veel lucht geven. Dan is zwaardere formele zorg vaak niet nodig.’
6. Draagt het bij aan een betere samenwerking: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur?
‘Ja, zeker! Onze casusregisseurs blijven van A tot Z betrokken bij een gezin. En we werken gebiedsgericht wat inhoudt dat zowel onze casusregisseurs, als de medewerkers van de welzijnsinstellingen en van zorgaanbieders in Veendam Noord, Veendam Zuid of in Pekela werken. Het is dus een vaste groep professionals die zorgdraagt voor de gezinnen in dat gebied. Ze leren elkaar, de wijk en de gezinnen echt kennen. Dat geeft enorm veel rust.’
7. Draagt het bij aan jeugdhulp dichterbij (t)huis?
‘Ja, dat vind ik wel. We streven naar zo vroeg mogelijk en zo kort mogelijk hulp, het liefst in de leefomgeving van het kind. We moeten echt willen voorkomen dat kinderen in de jeugdzorg terechtkomen. Je kunt het kind wel uit de jeugdzorg halen, maar de jeugdzorg nooit meer uit het kind.’
8. Is er sprake van de juiste zorg op het juiste moment, ook voor de complexe doelgroep?
‘Dat is absoluut de intentie, maar het lukt lang niet altijd. Soms zijn de problemen zo complex dat de juiste zorg niet gevonden wordt. Daarvoor is heel veel samenwerking nodig, over de domeinen heen. Dat blijft een zoektocht.’
9. Draagt het bij aan kostenbeheersing?
‘Kostenbeheersing is geen doel op zich, het gaat om het kind, om het gezin. Maar we hebben hierin wel een opdracht. We hebben al kunnen besparen door de casusregisseurs in dienst te nemen. Ik denk dat we door te investeren in het voorliggend veld, veel kunnen winnen. De OJG’ers op school en bij de huisartsen kosten in eerste instantie geld, maar ik ben ervan overtuigd dat zij echt het verschil gaan maken, ook financieel.’